Een nieuwe reis, een nieuwe blog!
Hallo allemaal,
Jawel, ik ga weer op reis! Ik ben nu bijna een jaar thuis en dus wordt het weer de hoogste tijd ergens anders een kijkje te gaan nemen
Zoals ik in een eerder bericht ('Perth en omstreken') al vertelde, was ik al van plan naar Zuidoost Azië te gaan, maar heb ik daar nog even vanaf gezien. Ik ben eerder teruggekomen, maar heb toen met Wibke de 'deal' gesloten dat we na haar studie samen die reis zouden maken. Afgelopen donderdag had zij haar laatste tentamen en dus stappen we binnenkort samen op het vliegtuig.Over een week ga ik naar Berlijn, waarna we op maandag 17 november naar Bangkok vliegen. We trekken eerst drie maanden door Azië, alvorens we nog een kleine twee maanden in Australië zullen vertoeven. Op 16 april komen we pas weer terug
Natuurlijk houden we van deze reis ook een weblog bij: jasper-wibke.reismee.nl We hopen jou daar ook weer te mogen begroeten.
Groeten!
Jasper
Een hele tour!
Het was een hele tour (drie tours beter gezegd) om de dingen te kunnen zien die ik wilde én ook weer op tijd in Melbourne terug te zijn, maar het is gelukt. En het was absoluut fantastisch! De Outback RULES!
Maar voordat jullie aan mijn laatste weblog beginnen, wil ik eerst mijn welgemeende excuses aanbieden. Het is inmiddels al bijna zes maanden geleden dat ik teruggekeerd ben in Nederland en ik heb meer dan genoeg tijd gehad om dit verhaal eerder te schrijven. Dus: sorry dat het zo lang heeft geduurd! Mea culpa, mea maxima culpa. En dan nu: zet je schrap voor een lang verhaal!
Ik verliet het warme, zonnige en eigenlijk een beetje saaie Broome met een negendaagse tour naar Darwin, die voor het grootste deel over de befaamde Gibb River Road door het natuurgebied de
Kimberley voerde. De groep bestond uit slechts elf personen en we werden vervoerd in een grote Hino 4x4-truck die plaats bood aan 20 passagiers. Ruimte genoeg dus. De 'Gibb' is aangelegd om vee uit
de Kimberley naar de havens van Derby of Wyndham te vervoeren, maar deze onverharde weg wordt nu vooral gebruikt door toeristen in Toyota Landcruisers. Door het type vering dat deze auto's hebben,
verandert de weg gedurende elk droge seizoen weer in één groot wasbord. Niet de meest comfortabele weg dus, maar het hoort bij de ervaring en het was in deze truck prima te doen.
Tijdens de tour hebben we één keer op een camping overnacht, maar de rest van de nachten sliepen we op geïmproviseerde kampeerplekken in de wildernis. Op de meeste plekken waren overigens wel de
befaamde 'dunnies' neergezet (sommigen zelfs met waterspoeling!) en was er stromend water. Eén avond sliepen we echter op een lege verzamelplaats voor road trains. Echt een superplek! Geen
faciliteiten (als je naar de wc moest, nam je de schop mee om ergens verderop een kuiltje te graven) en een geweldig uitzicht. Het lag op een kleine, bijna onbegroeide heuvel aan de Pentecost
rivier en vanaf de top had je rondom een prachtig uitzicht. Overnachten gaat overigens niet met een slaapzak en een luchtbedje in een tent, maar in je slaapzak (daar vond ik het overigens te warm
voor) in een zogenaamde 'swag'; een dun matje met daar omheen een stevige canvas zak. Lekker 'basic'; geweldig!
Eén van de eerste bijzondere plekken die we in de Kimberley bezochten, was Windjana Gorge. Op deze plek stroomt een van zoetwaterkrokodillen ('freshies') vergeven riviertje door een kloof in een
van de vele heuvelruggen. Daar ben ik tot op twee meter afstand van zo'n 2,5 meter lang oerbeest kunnen komen. Toen begon hij te bewegen en zijn tanden te laten zien, dus werd het tijd achteruit te
gaan. Onze gids, bijgenaamd Freckle, leidde ons later op een andere plaats door deze heuvelrug (door Tunnel Creek) naar de andere kant, waar Aboriginal schilderingen van enkele duizenden jaren oud
te vinden zijn. Heel cool.
Zoals ik al zei, hadden de kampeerplekken weinig faciliteiten. Zo weinig zelfs, dat onze eerste douche pas aan het eind van dag zeven was! 'Dat moet flink gestonken hebben', hoor ik de meesten al
denken. Maar dat viel reuze mee, want op de Gibb hebben we elke dag minimaal één keer gezwommen in heerlijk koele en prachtig gelegen poelen en riviertjes. Ik was nooit een grote zwemliefhebber,
maar deze zwempartijen waren echt super. Een paar keer ging er aan het zwemmen een wandeling van een uur of langer vooraf en aangezien de maximum temperatuur veelal rond de 40 graden lag, wilde je
dan wel zwemmen! Daarnaast hebben we onder een paar mooie watervallen gezwommen, wat het nog gaver maakte.
Deze sessies functioneerden overigens niet alleen ter verfrissing. Door sommigen werd het ook gebruikt om een klein wasje te doen. Zo heeft Engelsman Chris uiteindelijk de volle negen dagen in het
zelfde witte (uiteindelijk bruine) T-shirt rondgelopen. Erg grappig en hij verdiende hiermee veel respect bij Freckle; wij waren allemaal 'hardcore', maar Chris het meest van allemaal.
We hadden trouwens flink indruk gemaakt bij onze gids. Na een paar dagen liep alles binnen het team als een machine. Binnen de kortste keren hadden we het kamp opgezet en was het eten klaar. We
waren snel op elkaar ingespeeld en iedereen droeg zijn steentje bij. Daarnaast kon echt iedereen meer dan goed met elkaar opschieten, waardoor de sfeer fantastisch was. Freckle genoot ook en was
zelfs zo onder de indruk, dat hij bij de afscheidsborrel in Darwin de tranen in zijn ogen had staan. En dat maakte weer erg veel indruk op ons.
Na de Kimberley stond het volgende hoogtepunt van mijn reis op het programma; Purnululu National Park, waarin de befaamde Bungle Bungle-range ligt. Het beroemdste deel van deze enorme klomp
zandsteen is het stuk met de koepels. Uit fotoboeken kende ik de plaatjes al, maar het was heel erg gaaf om er dan zelf bij te staan.
We verbleven anderhalve dag en twee nachten in het park. De rit het park in was al erg bijzonder. Deze voert namelijk over een echte 4x4-track, waar je met een normale auto om de haverklap vast zou
zitten. Na ongeveer 2,5 uur slingeren en stuiteren kwamen we aan in het park. Die nacht viel er zowaar een beetje regen! Op zich lekker verkoelend, alleen niet zo fijn als je in de buitenlucht moet
slapen. Gelukkig lag ik nog niet in m'n swag en had ik mijn spullen snel droog ingepakt.
De volgende dag zijn we op twee verschillende plekken wandelingen gaan maken langs de koepels en door spleten van de Bungle Bungles. Vooral het lopen door die spleten was fijn, want daar waaide een
windje en liep je uit de zon. Wel zo lekker als het 43 graden is. 's Middags, tussen de wandelingen in, was er tijd om eventueel een helikoptervlucht te maken over de range. Dat heb ik ook gedaan
en dat was ontzettend gaaf! Sowieso was vliegen in zo'n klein bakkie zonder deuren een ervaring, maar van bovenaf maakten de Bungles nog meer indruk. Het is gewoon zo indrukwekkend om dat soort
natuurfenomenen van dichtbij te zien.
Eenmaal in Darwin had ik één dag om m'n spullen te wassen en alles weer te ordenen, want ik vertrok weer met de volgende tour. Deze vijfdaagse Top End Tour ging langs de hoogtepunten van het
noordelijke deel van de Northern Territory (NT). De tour begon goed met een kapotte startmotor en een paar uur later een lekke band, maar verder is het allemaal prima verlopen. De eerste stop in
deze kleinere 4x4-truck was Litchfield NP, met o.a. de bijzondere 'magnetische' termietenheuvels. De belangrijkste attractie van volgende dag was Nitmiluk NP, waarin zich de Katherine Gorge
bevindt; een ketting van dertien kloven in het landschap waar de Katherine rivier doorheen loopt. Een bijzonder fenomeen en het leuke eraan is, dat je met een kajak of kano door de kloven kan
peddelen. En dat hebben we dus ook gedaan.
De volgende drie dagen (en twee nachten) brachten we door in mijn favoriete deel van de NT; Kakadu NP. Het leek een beetje op het principe van de tour door de Kimberley; wat rijden, wat wandelen en
wat zwemmen in de prachtige natuur. Ofwel: heel gaaf! Helaas was het het einde van het droge seizoen, dus er kwam weinig tot geen water naar beneden uit de watervallen die we bezochten, zoals
Maguk, Jim Jim Falls en Twin Falls. Maar in Kakadu zijn ook nog andere dingen te zien. Er zijn bijvoorbeeld honderden plekken waar Aboriginalkunst te vinden is. Deze plaatsen zijn heilig voor de
lokale aboriginal stammen, dus slechts twee zijn er te bezichtigen voor buitenstaanders. Wij zijn gaan kijken bij Ubirr. Hier vindt je een heleboel tekeningen vlak bij elkaar. En het zijn niet
zomaar een paar krabbeltjes, maar soms zijn die schilderingen meters lang en zijn er meerdere lagen over elkaar getekend. Sommige van die dingen zitten er al vele duizenden jaren. Als je daarbij
stilstaat, is het wel erg indrukwekkend hoor... De tour werd afgesloten met een boottochtje over een billabong (stuk drooggevallen rivier waar nog wel water in staat) met daarin meerdere, bijzonder
gevaarlijke zoutwaterkrokodillen, de zogenaamd 'salties', Het was niet zo'n tour waar ze stukken kip aan een hengel boven de rivier hangen om de salties te laten springen, maar het was ook al
indrukwekkend om die préhistorische beesten door het water te zien glijden terwijl ze jou nauwlettend in de gaten hielden.
Na een paar dagen in benauwd Darwin te zijn bijgekomen (gelukkig hebben ze er overal airco op de kamers), ben ik met de trein naar Alice Springs gegaan. Ook deze keer was het weer een lange rit; de
Ghan doet er 26 uur over om naar het midden van dit continent te komen, wat één nachtje in een treinstoel betekende. Iedereen kent de naam Alice Springs en je zou denken dat het een behoorlijke
stad is, maar er leven nog geen 30.000 mensen. Het plaatsje is dus niet groot en daardoor overzichtelijk. In de dagen die ik er doorbracht heb ik o.a. een bezoek gebracht aan de plek waar dit oord
haar naam aan te danken heeft; de bron die vernoemd is naar Alice, de vrouw van 'Postmaster General' Todd. Het grappige is dat deze plek helemaal geen bron is, maar een diep punt in de Todd-rivier.
Ten tijde van de stichting van 'Alice' bleef er namelijk in de droge periode nog water staan in dit gat, waardoor men dacht dat het een bron was.
In Alice zie je meer dan waar ook in Australië Aborigines in de stad rondlopen. Er zijn marktjes waar ze op traditionele wijze geschilderde dingen verkopen, maar sommigen zitten elke dag in het
centrum te schilderen. Er is hier dus veel aanbod, ook in allerlei winkels en galerieën. Daarnaast zijn er ook veel plaatsen waar je didgeridoos kunt kopen. Ik had in Darwin al wat rondgekeken,
want ook daar zijn ze op veel plekken te krijgen. De 'didg' is namelijk in het noorden ontstaan en heeft zich van daaruit door Australië verspreid. In Darwin was ik niet geslaagd, maar in Alice
vond ik er één die me erg aansprak en waar ik ook behoorlijk geluid uit kon krijgen. Dit was overigens mede te danken aan het feit dat ik de dag ervoor had meegedaan aan een gratis workshop.
Vanuit Alice vertrok mijn derde en laatste tour in OZ. In zes dagen terug naar het zuiden, terug naar Adelaide. In die zes dagen hebben we 3700 km afgelegd, wat betekende dat we behoorlijk veel in
de bus gezeten hebben. Maar ook deze keer was het een leuke groep, dus saai was het niet. Na een lange rit bezochten we als eerste Kings Canyon. Voor degenen die naar aanleiding van mijn verhaal in
Perth 'Priscilla, Queen of the Desert' hebben gezien: dit is de plek waarop wordt gedoeld als Adam / Felicia (Guy Pearce) zegt: 'Just what this country needs: a cock in a frock on a rock'. Op het
eind van de film beklimmen de drie heren / dames ook daadwerkelijk deze kloof. Een mooi plekje.
De volgende ochtend stond de zonsopgang bij Uluru (bij velen beter bekend als Ayers Rock) op het programma, wat betekende dat we om 3.55 uur op moesten!! Niet de fijnste tijd, maar je moet er iets
voor over hebben om mooie dingen te zien. Helaas was het bewolkt en viel de zonsopkomst dus een beetje tegen. Wat volgde was een wandeling om 's werelds grootste monoliet (343 m hoger dan de
omgeving, 9,4 km in omtrek), wat een dikke twee uur in beslag nam. Uluru is van dichtbij best indrukwekkend en de aboriginal legendes zijn erg mooi, maar het gaafst is nog deze klomp steen vanaf
een afstand te zien. Dan zie je pas echt hoe hij afsteekt tegen het platte, lege landschap eromheen. Wat echter meer indruk op mij maakte is Kata-Tjuta, ook wel de Olga's genoemd. Dit zijn 36
koepels van samengeperst steen (546 m hoger dan de omgeving), welke op een zelfde manier afsteken tegen de omgeving als Uluru. Het leuke aan deze plek is echter, dat er een wandelroute is waarbij
je tussen de koepels door kan. En dat hebben we dus ook gedaan.
Honderden kilometer en een lange rit verder, kwamen we in wat volgens mij het lelijkste plaatsje van OZ moet zijn; Coober Pedy. Omdat het hier zo warm wordt in de zomer, woont 80% van de mensen in
uitgegraven huizen onder de grond. Samen met het feit dat verreweg de meeste mensen daarnaast ook nog ondergronds in de opaalmijnen werken, is dat denk ik de reden dat men het niet zo belangrijk
vindt hoe dingen er boven de grond uitzien. Er hangt bovendien een beetje een vreemde sfeer, dus ik vond het niet erg dat we na één nachtje alweer verder trokken richting het zuiden.
De laatste dagen brachten de door op een paar prachtige plekjes in en bij de Flinders Ranges, alvorens we via het wijngebied Clare Valley in Adelaide aankwamen. Net als bij de andere twee tours
gingen we na afloop met zijn allen wat eten en drinken. Deze keer kon ik echter niet tot in de vroege uurtjes blijven, want de volgende ochtend om 8.00 uur vertrok mijn bus naar Melbourne!
Mijn laatste week in OZ bracht ik door op mijn 'vaste' logeeradres, bij Ric en Jenni. Het was heel fijn de laatste dagen niet in een vol en druk hostel te hoeven doorbrengen, maar alvast een beetje
tot rust te kunnen komen op een vertrouwde, rustige plek. Heerlijk. Ik heb ook nog een nachtje gelogeerd bij Roeland (met wie ik van Sydney naar Melbourne ben gereisd) en Ruth. Zij wonen namelijk
samen! Roeland heeft zijn rondje OZ afgemaakt, heeft zijn tweede visum verdiend en woont nu samen met Ruthie helemaal aan de rand van Melbourne.
Doordat ik druk was met het reorganiseren van m'n spullen, het kopen van de laatste souvenirs en ik nog gedag wilde zeggen tegen een hoop mensen, was het onmogelijk Ãedereen te bezoeken. Daarom
hielden Ric en Jenni maar een afscheidsfeestje voor me! Echt super! Er waren een hoop oud-collega's, vrienden en familie en het was een gezellige boel. Ik voelde me vereerd dat iedereen de moeite
nam hier naartoe te komen om mij uit te zwaaien.
En toen ineens was het zover. Het was 21 november, de dag van mijn vertrek. Die morgen stapte ik met een erg tweeslachtig gevoel de deur uit in Kensington, om op weg te gaan naar het vliegveld. Het was fijn om terug naar huis te gaan, maar reizen is verslavend en OZ is ontzettend gaaf. Ik heb er veel leuke mensen ontmoet en heb er vrienden gemaakt bij wie ik mij echt thuis voel. Het was een beetje vreemd en ook wel moeilijk die achter te laten. Maar daarentegen ging ik terug naar (in willekeurige volgorde) familie, vrienden en vriendin. Ook niet verkeerd! Eén ding is echter zeker: ik ga nog een keer terug, misschien wel meer dan één keer ;-)
Rest alleen mij nog iedereen te bedanken die al die tijd mijn berichtjes gelezen heeft en de foto's heeft bekeken, maar bovenal diegenen die reacties achterlieten. Ik vond het erg leuk jullie commentaar te lezen. Het gaf me het gevoel dat ik nog wat contact had met de wereld thuis en ik het niet alleen voor mezelf deed. Heel erg bedankt en tot de volgende weblog!
Gegroet,
Jasper
Roadtrippin' WA
Zo'n 19 kilometer buiten de kust van Fremantle ligt een eilandje genaamd Rottnest Island. Rottnest komt van het NLse 'rattennest'. Eén van de eerste Europeanen die hier landde, de NLer De Vlamingh,
zag de plaatselijke kleine buideldiertjes namelijk aan voor ratten.
Op Rottnest heb ik twee dagen doorgebracht. Het eilandje is maar een kilometer of 11 lang, dus heb ik een fiets gehuurd en ben ik op mijn gemakje het eiland rondgereden. De eerste dag was het
helaas nog wat regenachtig, maar de zon was de volgende dag vollop aanwezig en dus heb ik me toen een beetje verbrand, ha ha ha. Rottnest is praktisch autoloos, of een paar bussen en Ranger-auto's
na, dus het was lekker rustig.
Toen ik terug kwam van Rottnest was het reisgenootschap eigenlijk al gevormd; Fim en ik gingen op een 'roadtrip' met de Engelse vriendinnen Sara en Jenny. Na het regelen van een auto en het bij
elkaar sprokkelen van alle benodigde spullen (tenten, kookgerei, eten, etc) konden we eindelijk vertrekken. De eerste 'grote' stop was de Pinncale Desert, niet ver buiten Perth. Fim was daar al
eens geweest en wist dat er een 4x4-track naartoe liep. En aangezien onze auto over 4x4 aandrijving beschikte, leek het ons wel een leuk idee om over de onverharde paden naar deze attractie te
rijden. Maar natuurlijk waren er een hoop paden en stond de juiste niet op borden aangegeven. Dat resulteerde er dus in dat we een beetje de weg kwijt raakten en de eerste nacht meteen midden in de
wildernis door moesten brengen! Ik vond het wel grappig (we hadden water, eten en benzine genoeg), maar de dames waren er niet zo blij mee.
De volgende dag vonden we snel de weg terug naar verharde wegen en zijn hebben we een kijkje kunnen namen bij de Pinnacles. Helaas was het er een beetje druk, maar het was erg grappig dat je (op
een gemarkeerd pad) zelf tussen de zandpilaren door kon rijden.
Even ten noordwesten van Geraldton ligt, midden in tussen de grote Australische boerderijen, het autonome staatje Hutt River Province. Er zat vroeger een gat in de Australische wetgeving en meer
dan 30 jaar geleden maakte Prins Leonard daar gebruik van en riep hij zijn eigen staatje uit. Daarna heeft men dit gat snel gedicht, maar Hutt River Province bestaat nog steeds. We zijn er langs
gegaan en kregen er een rondleiding van de Prins zelf. Het staatje heeft eigen geld, postzegels, een leger (zegt de prins) en je kunt er zelf voor een paar honderd dollar staatburger worden voor
een jaar of vijf! We hebben er wat souvenirtjes gekocht en zijn weer verder gegaan met onze reis. Maar ik heb nu wel twee extra stempels in m'n paspoort staan: mijn aankomst- en vertrekstempels van
Hutt River Province.
Zo'n beetje overal in WA (Western Australia) kun je Nationale Parken vinden. Wij hebber er ook een paar aangedaan. Eén daarvan was Kalbarri NP. In het park zijn een aantal mooie uitzichtspunten te
bezoeken die uitkijken over de Murchison rivier die zich enkele tientallen meters onder je een weg baant richting de Indische Oceaan. Het bekendste plekje hier is Nature's Window; een stuk gelaagde
rots waar door ersoie en verwering een groot gat in ontstaan is, waarachter een mooi uitzicht op één van de kloven te zien is.
De volgende stop (waar we een aantal nachten bleven staan) was Denham, een plaatsje op één van de schiereilanden in Shark Bay (een Wereld Erfgoed Gebied). Maar voor we hier aankwamen, zijn we eerst
even bij de stromatolieten bij Hamelin Pool langs geweest. Op zich is dit geen spectaculaire plek om te zien, maar als je weet dat deze rotsen de oudste levensvorm op aarde zijn, dat ze zo'n 3,5
miljard (!) jaar oud zijn en dat ze ervoor gezorg hebben dat het zuurstofgehalte in de atmosfeer steeg naar een niveau waarop gecompliceerde organismen (zoals wij) konden ontstaan... Best
indrukwekkend voor zulke saaie dingen.
Denham zelf is niet zo bekend, maar het is het plaatsje waar je doorheen moet als je naar het toeristische Monkey Mia wil. En Monkey Mia, dat is het plekje waar elke ochtend tuimelaar dolfijnen
bijna tot op het strand komen om een paar visjes gevoerd te worden. Bezoekers staan aan de waterkant en als je geluk hebt, zoals ik en Jenny, wordt je uitgekozen om een dolfijn een visje te geven.
Het was een beetje toeristisch, maar het was erg leuk om de dolfijnen van dichtbij te zien en de medewerkers geven veel informatie over de dieren en specifiek de dolfijnen die er op dat moment
zijn. Op het eind werden we nog over getrakteerd op een springende dolfijn die aan het spelen was met een andere, erg cool.
Na een stop bij de Quobba Blowholes (best indrukwekkend) en een nachtje in de kamperen in de duinen (erg winderig), zijn we naar het kleine plaatsje Coral Bay gegaan, aan de zuidkant van het befaamde Ningaloo Reef. Hier hebben we een uitgebreide snorkeltour gedaan. Als eerste gingen we zwemmen met mantaroggen! Echt gaaf man! We volgende een paar roggen en één van hen maakt recht onder mij een paar 'loopings'. Hoe gaaf?! Daarna gingen we naar een plek waar een klein gat in het rif zit en waar rifhaaien komen om hun bek en kieuwen te laten schoonmaken door kleine visjes. Ik heb dus met haaien van 1,5 - 2 meter gezwommen! Na de lunch was de laatste stop van de dag het zogenaamde 'doolhof'; een plek waar veel schildpadden (van een meter lang) zitten. We vonden er een paar die het niet erg vonden dat we ze volgden en na een paar minuten merkte ik dat ik de rest van de groep 'kwijt' was. Ik heb volgens mij wel een kleine tien minuten in mijn eentje die schildpad gevolgd. Echt SUPER!
De volgende plek waar naartoe gingen was Exmouth. We zaten op een camping even buiten het stadje, aan de westkant van het schiereiland, aan de noordkant van het Ningaloo Reef. David, mijn oude chef
bij Autotron en later stagebegeleider bij Pleyade, had me verteld dat je de zee in kon lopen, je voorover kon laten ploffen en dat je dan op het rif zou vallen. Nou, hij heeft niet gelogen! We
hebben een dagje gesnorkeld in Turquoise Bay en ja, het rif begint echt twintig meter van het strand. Ik heb me er goed vermaakt, maar was helaas vergeten mijn rug en schouders in te smeren! Dat
resulteerde in een rode rug en twee dagen later ook op blaartjes op mijn schouder... Inmiddels is mijn hele rug verveld en is alles weer in orde, ha ha.
Na het dagje snorkelen ben ik naar Exmouth gereden om daar een zonsondergang-walvistour te doen. Op een boot met nog een tiental anderen voeren we de haven uit en bijna direct kon je in de verte
bultrug walvissen zien die aan de oppervlakte kwamen om te ademen of om hun jongen te leren bewegen (moeders slaan dan hun zijvin op het water en het jong probeert het dan na te doen). Helaas
konden we niet te dichtbij komen, maar we konden ze behoorlijk goed zijn en we hebben er ook een paar zien springen. Gelukkig heb ik er daarvan ééntje op de foto kunnen zetten.
Na nog een dagje relaxen in Coral Bay hebben we de kust verlaten en zijn hebben we een lange rit het binnenland in gemaakt, naar het mijnstadje Tom Price. Dit plaatsje dient naast mijnstad ook als basis voor toeristen die naar Karijini NP gaan. De dames deden een dagtour met een gids, maar ik wilde juist op eigen gelegenheid het park verkennen en lekker op mijn eigen tempo rondkijken. Een gids weet natuurlijk veel te vertellen, maar het zelf ontdekken van plaatsen is voor mij nu juist onderdeel van het plezier. Ik ben dus in mijn eentje (lekker mijn eigen muziek aan in de auto) naar het park gegaan en heb door de kloven gewandeld en geklauterd. Ik wilde eigenlijk minimaal twee dagen in het park doorbrengen, maar onder tijdsdruk en druk van de dames moest het allemaal in één dag gebeuren. Hierdoor het ik één kloof niet kunnen bekijken, maar de ene dag die ik er heb kunnen rondkijken was erg leuk.
De volgende twee dagen hebben we voornamelijk in de auto gezeten. Het is namelijk nog een behoorlijk eind van Tom Price naar Broome, zo'n 1000 km! Met als onderbreking een overnachting bij Pardoo Roadhouse, zijn we afgelopen donderdagmiddag hier in Broome aangekomen. Helaas liep het binnen de groep al lang niet meer zoals gehoopt (Sara en ik konden het al snel niet meer goed met elkaar vinden), maar ik kijk met plezier terug naar de dingen die ik gezien en gedaan heb. Het was een goede trip.
De afgelopen dagen heb ik helaas niet stil kunnen. Als eerste moest de auto schoongemaakt worden en weer worden ingeleverd. Daarnaast moest ik een aantal belangrijke dingen regelen zoals mijn belastingteruggave voor het lopende jaar (het fiscale jaar loopt hier van juli t/m juni) en natuurlijk mijn vervoer naar Darwin. Ik heb nu eenmaal mijn terugvlucht al geboekt en dus kan ik niet te lang ergens rondhangen. Ik heb dus gisteren een negendaagse trip geboekt naar Darwin. Deze gaat via o.a de befaamde Gibb River Road naar een groot aantal mooie plekken in de Kimberley, naar Purnululu NP (Bungle Bungles) en Katherine Gorge NP. Ik heb er al zin in, al zal het nog warmer worden dan het hier is (zo'n 40 graden volgens de Australische KNMI).
Volgende bericht dus (waarschijnlijk) vanuit Darwin!
See ya later,
Jasper
Perth en omstreken
De eerste keer was dat samen met Wayne; een noeste kerel, een beetje type bouwvakker, wiens meest gebruikte bijvoegelijk naamwoord absoluut 'fucking' is. Best grappig en hij gebruikte het nooit
beledigend, hij is gewoon een beetje ‘rough around the edges' zullen we maar zeggen. Mijn werkzaamheden waren niet bijzonder moeilijk. Ze bestonden voornamelijk uit het volladen van rekken met
accu's van 36 kg per stuk en deze dan aan elkaar koppelen. Daarnaast kon ik niet veel meer doen dan spullen in- en uitpakken, apparatuur helpen slepen en wat opruimen.
We overnachtten in plaatsjes met tussen de 100 en 500 inwoners, dus we werden af en toe behoorlijk vreemd aangekeken wanneer we de kroeg in kwamen om aan het ind van de dag te eten en een biertje
te drinken. Best grappig en ik keek vanuit mijn ooghoeken terug, want onder de plaatselijke bevolking liepen ook aparte types rond. Wayne weet dit voornamelijk aan inteelt, ha ha ha. Het was leuk
even het kantoor en de stad uit te zijn. De telefoonmasten staan over het algemeen op heuveltoppen en dus heb ik prachtige uitzichten gezien. En dat veelal onder een bijna heldere hemel terwijl het
in de stad onweerde en stormde.
De tweede keer ging ik met Mike een paar plaatsen in de zogenaamde 'Graan Gordel' langs. Mike zit aan het bureau tegenover mij en dus wist ik al dat we goed met elkaar konden opschieten. Was het de
vorige trip overwegend stil in de auto, deze keer kletsten we een eind weg over de meest uiteenlopende onderwerpen en draaiden we veel muziek. Ik reed deze trip en kan dus weer zo'n 1600 km (in
vier dagen) aan mijn verreden kilometers Down Under toevoegen.
Buiten de steden zijn landweggetjes veelal niet geasfalteerd en we hadden een huurauto, dus dat betekende even plezier maken! Australiërs houden van grote motoren (het zijn wat dat betreft net
Amerikanen) en onze standaard doorsnee gezinsauto had een 3.6 liter V6 met achterwielaandrijving. En dat was het basismodel! Je kan ‘m ook met een 4.2 liter V8 krijgen... Goed, het resultaat van
dit speelkwartiertje staat op YouTube. Eén van de filmpjes staat onder dit bericht, maar als je ze allemaal wil zien moet je even naar http://www.youtube.com/profile_videos?user=jasperiserwegvan
surfen. Bij nummer 5 moet je vooral op het geluid letten. Mike was hier vergeten de camera uit te zetten en je hoort hem giechelen.
Vorige week was mijn laatste week bij NIS. De week verliep niet helemaal naar verwachting. Ten eerste was er amper werk te doen en dus heb ik me een paar dagen aardig zitten vervelen. En ten tweede was ik de laatste dagen ziek. Voor het eerst in 10 maanden reizen was ik echt verkouden en had ik de griep, maar daar bovenop had ik ook een flinke amandelonsteking opgelopen. Ik heb daar wel eens vaker last van gehad en het ging altijd van zelf weer weg. Maar deze keer waren mijn amandelen zo opgezwollen dat er minder dan een centimeter ruimte tussen zat. Uiteindelijk dwong Fim, een Engelse backpacker die in het hostel werkt, me naar een dokter te gaan. Het was blijkbaar behoorlijk erg, want ik had mijn mond nog niet open of ik kon ‘m alweer dicht doen, ha ha. En nu zit ik voor het eerst van mijn leven (tot verbazing van de dokter) aan de antibiotica, penicilline om precies te zijn. Gelukkig help het snel en kon ik snel weer normaal ademhalen en zonder pijn eten.
In de tussenliggende weekends heb ik ook nog wat leuke ‘social events' gehad. Een paar weken geleden vertrok een groep jongens uit het hostel richting Broome en daarom hielden ze een afscheidsBBQ.
Die was erg gezellig en daarna zijn we met een groep een paar kroegen langs geweest.
Daarnaast waren laatst Debbie (de NLse van de opera) en Theike (een andere NLer) jarig, wat uiteraard gevierd moest worden. Op het feestje waren allerlei nationaliteiten vertegenwoordigd. Ik raakte
aan de praat met een ander NLs meisje. Zij bleek in Den Bosch geboren te zijn en haar zus heeft een relatie gehad met (Rosmalen opgelet) Joris de Groot. Dat was een van mijn vriendjes op de
basisschool. Hoe toevallig!
Afgelopen zondag vertrok een Franse uit het hostel en ter ere daarvan werd een afscheidspicnic gehouden in Kings Park. Het weer was prima, het gezelschap was leuk en het eten uitstekend, dus hebben
we ons prima vermaakt.
Deze week heb ik vooral gerelaxed. Mike had me uitgenodigd bij hem en de familie te komen eten. Dat was afgelopen maandag en was erg gezellig. Hij en zijn vrouw hebben twee kinderen van 4 en 7 jaar oud en zij wilden meteen met me spelen en me allerlei dingen laten zien, heel erg schattig! Het eten was trouwens ook uitstekend en we hebben nadat de kinderen naar bed waren nog een tijdje gezellig zitten praten, voordat Mike me weer terugbracht naar de stad.
Ik ben al een tijdje in Australië, maar ben nu eigenlijk pas daar waar ik wilde zijn; Western Australia. Deze staat en de Northern Territory zijn eigelijk de stukken van het land die mij het meeste
trokken; wijdse vlaktes, schitterende natuur, nagenoeg geen mens in de buurt. Dus wordt het nu tijd vanuit hier naar het noorden te trekken. De vraag is alleen hoe? Ik blijf niet zo heel lang meer
in OZ (hierover zometeen meer) en dus lijkt het me niet verstandig een auto te kopen. Tours wil ik ook niet nemen, want ook al kom je in mooie gebieden, je gaat er snel doorheen en krijgt niet de
ruimte en de tijd die je zou willen. En dat lijkt me juist het mooie aan een ‘road trip'; verder gaan als je het gezien hebt, langer blijven als je het naar je zin hebt.
In het hostel heb ik de eerdergenoemde Engelse reizigster Fim leren kennen. Zij heeft zo'n beetje het zelfde idee als ik, dus samen zijn we nu op zoek naar mensen met een auto of mensen die samen
met ons een auto willen huren. Hopelijk vinden we die snel, want ik wil niet te lang in deze regenachtige stad blijven hangen.
Zoals gezegd blijf ik niet lang meer. Ik heb namelijk inmiddels mijn vlucht terug naar NL geboekt! Donderdag 22 november kom ik in de vroege ochtend aan op Schiphol. Op zich heb ik wel weer zin om
thuis te komen, in een vertrouwde omgeving te zijn met vertrouwde mensen, maar aan de andere kant vind ik het ook wel jammer dat het er alweer bijna op zit. Dit land is echt super en je zou er
jaren rond kunnen trekken.
'Maar je zou toch ook nog naar zuidoost-Azië gaan?', hoor ik mensen denken. Klopt, dat was inderdaad eerst het plan. Het was echter ook het plan maximaal 12 maanden weg te blijven en wanneer ik
thuis kom ben ik al bijna 13 maanden van huis. Maar de belangrijkste reden voor mij is dat er een speciaal is iemand met wie ik graag in NL (Wageningen om precies te zijn) nog even samen zou willen
zijn, voordat zij weer terug naar Berlijn vertrekt. De mensen van 16A kennen haar al... De uitgebreide versie krijgen jullie wel als ik weer terug ben, maar kortgezegd ken ik Wibke inmiddels twee
jaar en vonden we elkaar al vanaf het begin leuk. Er waren toendertijd alleen wat complicerende factoren, maar die zijn inmiddels niet meer aanwezig en dus kwam zo van het één het ander zullen we
maar zeggen.
Goed, nu weten jullie dat ook allemaal :-) Tot over een paar weken, hopelijk vanuit Broome.
Groeten,
Jasper
Weer aan het werk in Perth
Er is alweer een maand voorbij, dus laat ik me maar aan mijn goede voornemen houden en een verhaaltje schrijven zodat jullie niet gaan klagen ;-) Had ik nu mijn reisdagboek maar een beetje bijgehouden, dan was het een stuk makkelijker geweest om na te gaan wat ik ook alweer gedaan heb. Volgens mij heb ik er al een week of vier niet meer in geschreven...
Goed. Ik ben dus weer aan het werk. Zoals ik in mijn vorige bericht al vertelde, ben ik voornamelijk bezig met administratieve zaken. Ik controleer o.a. documenten die terugkomen van de techneuten die de mobiele telefoon-installaties onderhouden, waarna ik ze doorspeel naar Ericsson, de opdrachtgever. Daarnaast doe ik andere klusjes zoals het ophalen en terugbrengen van sleutels bij Ericsson, het reorganiseren van de voorraad kabels in het magazijn en andere (administratieve) zaken die ik op mijn bord geworpen krijg. Op mijn werk maak ik dus weinig enerverende zaken mee, dus dit bericht zal korter zijn dan het vorige. Eigenlijk heb ik volgens mij echt maar heel weinig bijzonders te melden.
Na het schrijven van mijn vorige bericht heb ik nog even bij Mike en Francis in huis gezeten. Daar ben ik doorgegaan met voornamelijk relaxen, lanterfanteren en een beetje kletsen met andere gasten
die af en toe ook bleven logeren. De kerels hebben een behoorlijke dvd-collectie en daar heb ik er een paar van bekeken. Vette aanrader: Priscilla, Queen of the Dessert; een Australische
filmklassieker waarbij niemand zijn lach in zal kunnen houden. Ik heb in mijn eentje op de bank hardop zitten schateren. Enorm grappig.
Inmiddels heb ik Mike en Francis bedankt voor hun enorme gastvriendelijkheid en ben ik naar een hostel in de stad gegaan. Het is een schoon, klein hostel (55 bedden) en er is een grote groep met
gezellige mensen waarmee ik de meeste avonden zit te kletsen. Vooral de Engelsen en Ieren hebben veel mooie verhalen.
Francis is ‘Head of Music' bij de West Australian Opera. Ik had nog nooit een opera gezien en dus had hij een kaartje voor me gereserveerd voor de generale repetitie van hun nieuwe productie
‘Rigoletto' (van Verdi). Volgens hem was het 'maar' een generale, dus de dress code was ‘casual'. Nou, het was maar goed dat ik niet in mijn sneakers, afritsboek en Holden polo-shirt kwam opdagen,
want iedereen was 'op chique'. Het was even wennen aan de manier van zingen, maar het klonk prachtig en de decors waren erg mooi. Achteraf hoorde ik dat deze ‘set' al een paar jaar de hele wereld
rond wordt scheept.
Tijdens één van de korte pauzes kwam ik in gesprek met twee meiden, een NLse en een Amerikaanse. We kletsen gezellig een eind weg en na de voorstelling gingen we even 'een biertje drinken'. Nadat
nog een NLse meid en een Ier zich bij ons hadden aangesloten, zijn we nog naar twee andere clubs geweest. De clubs waren ‘interressant' te noemen, maar we hebben ons prima vermaakt en uiteindelijk
lag ik pas om 06.30 uur de volgende morgen in mijn bedje. Daar ging mijn zondag dus, ha ha ha.
De eerste week dat ik hier in Perth was, had ik afgesproken met een NLse die ik in Melbourne had leren kennen en al een paar maanden niet meer gezien had. De afgelopen week kwam Max, een jongen die ik in Sydney had leren kennen, naar Perth. Het was leuk om hem na een half jaar weer een te zien en spreken. Fijn ook om weer eens een keer een paar uur lekker Nederlands te kunnen lullen.
De vorige keer had ik het erover dat ik misschien mee zou mogen het achterland in om wat werk te doen. Het ziet er nu naar uit dat dat ook best wel eens zou kunnen gaan gebeuren. Men heeft het al druk genoeg en heeft er nog een andere opdracht gekregen, dus ze hebben de mankracht hard nodig. Hopelijk ga ik de komende week een dag of vier de ‘bush' in, naar kleine plaatsjes een paar honderd kilometer hier vandaan. Het zal een vreemde gewaarwording zijn, maar het is natuurlijk iets bijzonders en het lijkt me een unieke vervaring.
Voordat ik afsluit nog even kort even wat over de mogelijk je in te schrijven op de mailinglist. In de rechtkolom op deze pagina kun je je mailadres achterlaten, zodat je automatisch een berichtje krijgt wanneer ik weer een verhaal of foto's op de site gezet heb. Sommigen van jullie hebben dat al gedaan en sommigen heb ik, zoals die personen al wel gemerkt zullen hebben, zelf aan toegevoegd. Als je niet (meer) op de lijst wil staan, mail me even en dan haal ik je eraf.
Tot over een paar weken.
Jasper
P.S. Paulus, is dit snel genoeg?
East to west; Melbourne to Perth
Na een aanzienlijk langere tijd dan gepland doorgebracht te hebben in aangenaam Victoria en dan voornamelijk in geweldig Melbourne, werd het onderhand wel eens tijd verder te reizen door dit continent. Verder richting het westen, richting warmer en zonniger weer. Het begon namelijk wel verdacht veel op de NLse herfst te lijken.
Maar voor het zover was, heb ik eerst nog in een klein huurautootje de bekendste toeristenregio's van Victoria verkend; Grampians NP en de Great Ocean Road. Op de ochtend van de schietpartij
waarbij een NLse backpacker gewond raakte - bedankt nog voor de bezorgde berichtjes - heb ik mijn geweldig ruime (ahum) Daewoo Matiz 1.0 opgehaald en ben ik naar Grampians NP gereden. Ik had Halls
Gap gekozen als uitvalsbasis voor mijn twee dagen in het park. Vanuit hier heb ik het zuidelijke deel van het park nader verkend. De eerste dag ben ik echt het park zelf ingereden; weg van de
verharde wegen, de rode ‘dirt roads' op. De kwaliteit van die wegen verschilt trouwens enorm. Op sommige stukken was het zo vlak en glad dat ik 90 km/u wel aandurfde, op andere stukken (met
losliggende of uitstekende stenen) reed ik niet harder dan 25 km/u. Wel een erg gave ervaring moet ik zeggen, zeker met zo'n klein karretje.
Die dag heb ik diep in het park twee plekken bezocht waar de oorspronkelijke Aboriginal inwoners van het gebied enkele duizenden jaren geleden tekeningen op rotswanden hadden achtergelaten. De
‘rock art' zelf stelt grafisch gezien niet veel voor, maar het idee dat hier een paar duidend jaar geleden mensen rondliepen en hun beschilderingen nu nog op de rotsen zitten maakte het erg
indrukwekkend. Toen ik terugreed naar het hostel was het al aan het eind van de middag, wat betekent dat de wilde dieren tevoorschijn zouden kunnen komen. Dat was die dag niet anders. Ik heb
kangoeroes, wallabies en zelfs rendieren de weg over zien steken. Echt zó gaaf!
De tweede dag, waarop het weer helaas wat minder was dan de voorgaande, ben ik op het asfalt gebleven. Na een kijkje genomen te hebben bij de MacKenzie Falls, heb ik de wandeling / beklimming naar The Pinnacle gedaan. Deze mooie wandeling over en tussen rotspartijen eindigt bij een uitstekend stuk rots bovenaan de vallei waar Halls Gap in ligt. Vanaf dit punt kijk je een paar honderd meter recht naar beneden - spectaculaire uitzichten gegarandeerd. Tenminste, als er geen laaghangende bewolking is. Hier had ik zelf last van toen ik ‘en route' de Grampians uit nog even een andere berg op wilde. Al halverwege de rit naar boven reed ik de wolken in, dus eenmaal boven ben ik maar meteen weer omgedraaid. Langs de hoofdweg stond een bord dat waarschuwde voor overstekende kangoeroes en emoe's. Ik dacht bij mezelf: 'Emoe's? Die heb ik al in geen maanden meer gezien.'. En natuurlijk, nog geen kwartier later besluit er eentje vlak voor me over te steken! Ik moest vol in de remmen, anders had ‘ie door de voorruit gelegen. Een uurtje later bereikte ik (mede dankzij de duidelijke uitleg en routekaart van Jenni) mijn slaapplaats voor die avond: Willaroo. Ik moest natuurlijk een nachtje komen logeren nu ik in de buurt was, volgens Wally. En ja, zo'n aanbod sla je niet af. Die avond kreeg ik weer een heerlijke maaltijd voorgeschoteld en hebben ik genoten van het goede gezelschap van de drie heren Walsh.
Na de volgende ochtend Charlie en Andrew naar de schoolbus gebracht te hebben en een uitgebreid ontbijt te hebben gekregen, werd het tijd mijn reis voort te zetten. Vanuit Willaroo ging de route
recht naar het zuiden, richting de kust. Ik begon mijn weg terug naar Melbourne in het kleine en lieflijke plaatsje Port Fairy. Via Warnambool kwam ik uiteindelijk terecht bij het stukje kust
waarvoor ik gekomen was; de Great Ocean Road. Deze weg volgt de prachtige kustlijn, die door de erosie van de kalkstenen grond zijn bijzondere vorm gekregen heeft.
Onderweg waren er zoveel mooie plekken - Bay of Islands, The Grotto, London Bridge - , dat ik mijn geplande ‘etappeplaats' (Port Fairy) niet haalde. Daarom bleef ik slapen in Port Campbell. In het
hostel kwam ik twee Nlse meiden tegen die ik ook al in het hostel in Halls Gap getroffen had. Toen we 's avonds iets gingen drinken in het lokale ‘hotel', raakte ik in gesprek met een stelletje uit
Sydney dat ik die dag al een paar keer eerder was tegengekomen bij de uitzichtspunten. Uiteindelijk hebben we tot in de kleine uurtjes van de nacht zitten kletsen en wijn zitten drinken in hun
motelkamer. Erg gezellig. De volgende ochtend moest ik helaas weer vroeg op, want ik moest die avond in Melbourne zijn. Onderweg waren er weer veel mooie en indrukwekkende plekken te bewonderen,
zoals Loch Ard Gorge, de wereldberoemde 12 Apostles en het leuke plaatsje Apollo Bay. Hier begon het ‘rijdersdeel' van de Great Ocean Road; één onophoudelijke, op en af gaande slingerweg. Niet goed
voor mensen die wagenziek worden, maar prima voor mij. Lekker sturen en schakelen!
Zoals gezegd moest ik die avond in Melbourne zijn, want ik had met oud-collega's Siobhan en Maria afgesproken een afscheidsdrankje te drinken. Dat drankje werden er een heleboel en uiteindelijk lag ik om een uurtje of vijf behoorlijk aangeschoten in bed. Gelukkig was ik zo slim geweest de volgende ochtend om 8.15 uur met Ric en Jenni af te spreken voor het ontbijt, dus na 2,5 uur slapen ging mijn wekker alweer! Ik had een beetje moeite met het ontbijt, maar ik wist het binnen te houden. Na afscheid genomen te hebben ben ik later die ochtend maar weer even terug mijn bed ingekropen. ‘s Avond ben ik maar vroeg naar bed gegaan, want ik kon weer niet uislapen aangezien mijn bus naar Adelaide om 8.30 uur zou vertrekken. Deze reis verlief voorspoedig en een dikke tien uur later was ik was ik bij mijn hostel.
Veel mensen hadden me verteld dat Adelaide een saaie stad is en dat er niks te beleven valt. Je zou je er naar verluid hooguit een paar dagen kunnen vermaken. Als je Melbourne gewend bent is het
inderdaad wel even wennen (winkels sluiten veelal om 17.00 uur en zijn op zondag gesloten), maar ik vond Adelaide een verrassend leuke stad. Het heeft de sfeer van een grote ‘country town', wat het
eigenlijk ook is. Erg aangenaam is ook dat het centrum (de stad is vanaf de eerste steen volledig door ingenieurs gepland) helemaal omgeven wordt door parken. Je hebt hierdoor niet het beklemende
gevoel dat andere grote steden vaak geven. Ook in het hostel hing een ontspannen sfeer en er waren veel leuke en gezellige mensen. Uiteindelijk heb ik er anderhalve week met plezier gezeten - vaak
tot 's avonds laat in de keuken, kletsend met Herbert, Marijke en vele anderen. Regelmatig voerden we onze gesprekken onder het genot van een biertje in de kroeg aan de andere kant van de straat.
Hier heb ik ook weer gezellig bijgekletst met Rianne (zie 'Nog steeds Melbourne (en Tasmanië)').
Natuurlijk heb ik niet alleen in het hostel gezeten (maar wel veel, ha ha). Ik heb o.a. een kijkje genomen in het South Austalian Museum, de Botanische Tuinen en het National Wine Centre, ben een
paar keer meerdere hostels afgelopen op zoek naar een lift naar Perth, heb wat door de stad gewandeld en heb uiteraard (race-freak die ik ben) een rondje gelopen over het semi-stratencircuit waar
vroeger Formule 1 gereden werd.
Helaas lukte het me niet een lift te vinden. Praktisch iedereen die een stoel beschikbaar had ging naar Alice Springs of Melbourne. Daarom werd het dus optie twee; de trein. Samen met Majid, een
andere NLer uit het hostel, vertrok ik voor de langste treinreis die ik waarschijnlijk ooit zal maken; een tocht van 40 uur in een stoel of op een bankje! Gelukkig waren er onderweg wel twee
tussenstops ingepland. De eerste was in het gehucht Cook - officiële aantal inwoners: 4. Hier konden we een klein half uur onze benen strekken een een kijkje nemen in dit plaatsje waar ooit een
paar honderd mensen woonden. Het bijzondere aan het plaatsje is niet zozeer het inwoneraantal, maar meer de ligging midden in de Nullarbor Plain. Dit is een ongeveer 1.200 km lange vlakte ten
grootte van vier keer België waar enkel struiken en sterke grassoorten groeien, verder niks! De trein volgt hier het langste stuk recht spoorlijn ter wereld: 478 km. Even ter vergelijking: NL is
360 km lang.
De tweede tussenstop was in de mijnstad Kalgoorlie - Boulder. Alles draait hier om de goudmijnen en dan voornamelijk om de ‘Super Pit'. Dit is de grootste (open) mijn van het land en momenteel is
hij 3,5 km lang, 1,5 km breed en 400 m diep. In Kalgoorlie hebben we de bustour genomen door de stad, die ons o.a. langs de Super Pit voerde. Helaas was het al 22.00 uur en dus donker, maar zelfs
dan nog was het indrukwekkend om te zien.
Na twee (korte) nachten op de banken van de lounge-wagon doorgebracht te hebben kwam de trein rond 9.00 uur aan op East Perth Station. Daar werd ik opgehaald door Mike. Een paar maanden geleden had
ik Mike zijn partner Francis leren kennen toen zij op bezoek waren bij Jenni en Ric. Ik vertelde ze over mijn reisplannen en hun eerste reactie was dat we contact moesten houden en dat ik bij hun
moest komen logeren als ik in Perth was. Daar zit ik dus nu. Echt super! Ik heb mijn eigen slaapkamer, kan lekker computeren zonder te hoeven betalen en kijk elke avond de Tour de France. West
Australië ligt nu maar zes uur achter op centraal Europa, dus elke avond rond zit ik hier op de bank te genieten!Verder heb ik de eerste week wat in de stad rondgekeken. De eerste indruk is erg
positief, zeker ook omdat het hier (let op, 't is hier midden in de winter) zo'n 20 graden is en meestal de zon schijnt. Erg leuk was ook dat ik Marleen nog even trof, een NLse die ik in Melbourne
had leren kennen en al drie maanden niet meer gesproken had.
Vandaag ben ik weer begonnen met werken, en wederom bij NIS! Tijdens mijn laatste werkweek in Melbourne was de directeur van het kantoor in Perth in Melbourne, dus heb ik ‘m even aangesproken. Ik
had nl. al gehoord dat er waarschijnlijk wel wat werk te doen zou zijn. En ja, als ik hem liet weten wanneer ik zou komen, dan zou hij wel werk voor me hebben. De komende anderhalve maand ben ik
dus weer onder de pannen. Toen we vorige week bespraken wat er zoal te doen was (vooral administratieve zaken), opperde hij dat ik misschien wel een keer een weekje als assistent met één van de
technici mee ‘het veld' in zou kunnen, naar één of ander klein mijnstadje midden in de woestijn. Dat zou natuurlijk wel een super bijzondere ervaring zijn. Wie weet heb ik de volgende keer wel
allerlei verhalen over vreemde en dubieuze ‘locals'. Laten we het hopen...
Houdoe!
Jasper.
Nog steeds Melbourne (en Tasmanië)
Het heeft tot mijn schaamte even geduurd, maar bij deze dan eindelijk weer eens een nieuw (echt reis-)bericht! Mea culpa, mea maxima culpa. Ik zal er voortaan naar streven eens per maand een stukje achter te laten. Da's ook makkelijker voor mezelf, ha ha.
Ik had verwacht niet veel te melden te hebben aangezien ik voornamelijk gewerkt heb de afgelopen tijd. Maar niets is minder waar. Toen ik me realiseerde dat het weer tijd werd voor een verhaal, had ik zowaar geen tijd! Het klinkt vreemd, maar het was mijn laatste week op mijn werk (dus dingen moesten af en nieuwe mensen moesten worden ingewerkt) en vlak daarna vertrok ik voor twee weken naar Tasmanië.
Maar laat ik het een beetje chronologisch houden. Vlak na mijn voorlaatste ‘post' was het Pasen. En dat betekent hier een echt lang weekend, want ook Goede Vrijdag is hier een officiële vrije dag.
Ric was bij zijn zus op bezoek en Jenni* vloog naar Sydney. Zij bood mij aan hun auto te gebruiken! Echt super! Dus heb ik samen met Rianne, een NLse backpacker uit het zelfde hostel, een kleine
ronde door Victoria gemaakt.
Op Goede Vrijdag is echt bijna niks open hier. Dus toen we Ballarat (een oude goudmijnstad) bezochten, na eerder Jennifer naar het vliegveld gebracht te hebben, leek het wel uitgestorven te zijn.
Het regionale kunstmuseum was wel open, dus hebben we daar een kijkje genomen. Aan het eind van de middag kwamen we aan in Bendigo, een andere oude goudmijnstad. De volgende ochtend hebben we daar
een oude mijn bezocht. Het is een beetje vreemd als je je realiseert dat mensen hier nog niet eens zo heel erg lang geleden onder de meest slechte omstandigheden hele dagen onder de grond zaten en
zich kapot werkten. ‘s Middags zijn we naar Mansfield gereden, een stadje aan de voet van de Australische Alpen.
Mansfield ligt vlakbij Mt. Buller, één van de belangrijkste skioorden in noordoost Victoria. Een mooie slingerende rit bracht ons zondag naar het skidorpje, alwaar we de auto geparkeerd hebben en
onder een bijna wolkenloze hemel naar de top van de berg gelopen zijn. Erg grappig om te bedenken dat daar een paar maanden later (nu dus) een paar decimeter sneeuw ligt. Ik vond het ook erg
grappig om een bordje te zien waarop stond dat hier de officiële trainingsfaciliteiten van de Australische Olympische ploeg zijn. Een aardige wandeling langs en over enkele pistes bracht ons terug
naar het dorpje.
Op Tweede Paasdag zijn we via een mooie omweg teruggereden naar het vliegveld om Jenni weer op te halen. De route voerde eerst via een paar liefelijke plaatsjes door de mooie en groene wouden van
de Dandenong Ranges. Na gelunched te hebben in één van de parken hier, zijn we tussen de vele wijnranken van de Yarra Valley door (met korte tussenstop bij een wijnmakerij) naar de airport gegaan.
Het was een leuk weekend.
In mijn vorige ‘echte' verhaal meldde ik dat ik naar ‘rural Victoria' zou gaan. Dit vond het weekend na Pasen plaats. Jenni en ik bezochten Wally, Andrew en Charlie (Tonie was op zakenreis) op hun
stukje land, Willaroo genaamd, in het 'plaatsje' Narreen. Voor degenen die het op willen zoeken op internet; succes. Volgens mij is het niet te vinden, zo klein is het. Ik zou het ook niet precies
aan kunnen wijzen op een kaart, weet alleen dat het iets ten noorden van Coleraine en Casterton ligt, ha ha. Op vrijdagavond zijn we naar Willaroo gereden en hebben we een groot deel gezien van de
‘Aussie Rules' - wedstrijd die Andrew en Charlie speelden. Eenmaal aangekomen bij het huis hebben we, na een korte rondleiding door het grote en mooi ingerichte huis, gezellig wat zitten eten en
drinken in de gezellige en warme keuken.
Zaterdag heeft Wally mij zaterdag mij meegenomen en hebben we samen de toerist gespeeld in de naburige staat South Australia. Eerst hebben we een kijkje genomen in de op één na grootste stad van de
staat, Mount Gambier, en bij zijn grootste attractie; een met zeer blauw water gevulde vulkaankrater. Vervolgens zijn we naar één de beste rode wijnstreek van OZ gegaan, de Coonawarra regio. Daar
hebben we vier wijnhuizen bezocht en hebben daar uiteraard het één en ander geproefd. Ik was geen rode wijndrinker, maar begin het te waarderen en heb gemerkt dat ik Merlot het lekkerst vind. Op de
weg terug hebben we nog even een tussenstopje gemaakt in Penola en bij ‘The Pub in the Scrub', een pub, restaurantje, kruidenier en postkantoor in ‘the middle of nowhere'. Een beetje vreemd maar
grappig etablissement. We hebben redelijk wat tijd in de auto doorgebracht maar dat had ik eigenlijk niet eens door, want de conversaties waren erg leuk en geanimeerd. Het was een erg leuke dag die
werd afgesloten met een heerlijk dinner en een typische OZ film, The Castle. Erg grappig.
Na weer prima geslapen te hebben en ook weer een lekker ontbijt, zijn Jenni en ik zondag weer terug gegaan naar Melbourne, alwaar Ric inmiddels weer was thuisgekomen uit India. Ik heb me dat
weekend erg goed vermaakt, heb uitstekend gegeten en de sfeer was het hele weekend erg ontspannen. Wally is een goede gastheer.
Een paar weken later trakteerde mijn enorm gastvije en vrijgevige vrienden mij en collega Siobhan (spreek uit: Sjovà n, is Iers) op een weekendje in het vakantiehuis van Rics moeder in Inverloch. Op vrijdagavond zijn we hierheen gereden en zaterdag sloot een vriendin van Jenni zich met haar dochtertje bij ons aan. Het wordt haast saai om te vertellen, maar dit was ook weer een erg fijn weekend met erg lekker eten, leuk gezelschap, strandwandelingen en een ongedwongen sfeer. Prima!
Ondertussen ben ik geïntroduceerd in de enorm grote en levendige Melbournese muziekcultuur. Ric typeert zichzelf als een muziekfreak en ook Jenni kan geloof ik niet zonder minimaal één live-optreden per week. Ze hebben me vaak meegenomen naar allerlei verschillende 'gigs' en ik heb een paar van hun muzikale vrienden leren kennen. In totaal heb ik inmiddels een stuk of veertien verschillende bands / artiesten gezien in zes verschillende zalen, variërend van singer / songwriter, via energieke muziek uit het Sovjettijdperk, tot volledig electronische muziek. De kwaliteit liep uiteen van goed tot gewoon slecht, maar ik heb me bij alle optreden zeker goed vermaakt. En vanavond en zaterdag staan er ook weer twee shows op het programma. Wat een vervelend leven heb ik toch, ha ha. En dan te bedenken dat ik in NL nog nooit naar een echt optreden was geweest, behalve dan een paar gratis (bevrijdings)festivals!
Na de wereldberoemde Formule 1 heb ik ook twee typisch OZ sportevenementen bezocht. Veel mensen hebben wel eens een vreemde balsport op tv gezien waarbij een scheidsrechter twee vingertjes naar voren steekt als de bal tussen twee hoge palen door wordt geschopt. Dat is Australian Rules Football, hier beter bekend als ‘Footy'. De 15-jarige zoon van Cath, Rauri, is lid van de in mijn vorige verhaal vernoemde MCG. Hij is fan van Collingwood en nam me mee naar een wedstrijd tegen één van hun grootste rivalen, Carlton. Die dag zaten er meer dan 77.500 mensen in het stadion! En die maakten af en toe een behoorlijk kabaal. Het was een hele belevenis. Uiteraard was de sport mij nogal onbekend, maar hier in OZ zitten de fans ook gewoon door elkaar heen. Niks geen vakken. En het enige wat ze doen is elkaar met woorden een beetje uitdagen, verder gaat het er hier erg sportief aan toe. Op het veld gold dat overigens wat minder, want nog voor de 'aftrap' lagen er al een paar kerels over het veld te rollen, ha ha ha. Daarnaast is het veld ovaalvormig en is ongeveer 180 (!) meter lang, bijna twee voetbalvelden achter elkaar gelegd! Ondertussen heb ik ook wat meer van dit spelletje op tv gezien en ik moet zeggen, het is wel gaaf. En ze duwen, trekken en beuken er op los. Daar kunnen die kleinzerige voetballers in de rest van de wereld nog wat van leren.
De V8 Supercars races op Winton, een paar uur rijden vanaf Melbourne, leken me wel een goede mijlpaal om mijn werkzaamheden bij NIS af te sluiten. Zo gezegd, zo gedaan. Ric is ook autoracefan, dus
samen hebben we twee dagen op het circuit rondgehangen. Behoorlijk brute bakken die V8's. Ze zijn een beetje te vergelijken met de DTM-klasse in Europa, maar dan met een gewoon metalen carrosserie,
geen kunststof. En hier weten ze ook hoe ze racefans tevreden moeten stellen; één race op zaterdag en twee op zondag en alledrie 40 ronden lang. We hadden trouwens ook geluk met het weer. Beide
dagen scheen soms de zon èn regende het een periode. Niet te hard, maar genoeg om de baan af en toe lekker nat te houden. Dus de racefans onder jullie raden het al: spektakel!
De races waren gaaf, maar wat mij ook goed bij zal blijven is de camping naast de baan, waar ook wij ons tentje hadden opgezet. Een camping was het eigenlijk niet te noemen. Het was meer een stuk
land met maar een paar wc's en douches, waar honderden (bijna uitsluitend) mannen hun bussen, caravans en tenten hadden neergezet. In goede OZ traditie waren er uiteraard overal BBQ's te vinden,
die later op de avond veelal overgingen in (grote) kampvuren. Ric en ik hebben erg gelachen om de taferelen die we her en der tegenkwamen toen we laat op de avond een rondje liepen over het
terrein. Aangezien er maar twee merken in deze klasse rijden, hoorde je af en toe luid de vraag 'Are you Ford or Holden, mate?' uit de keel van een dronken mede-racefan die over de modderige paden
waggelden. Aparte lui, die Aussies, maar erg joviaal.
Zoals gezegd ben ik ook twee weken op Tasmanië geweest, de eilandstaat ten zuiden van Victoria. Wat ik daar allemaal gedaan en gezien heb in die weken is wat veel om hier te vermelden, dus zal ik
me beperken tot de hoogtepunten (en één dieptepunt).
Je kunt het eiland wel per bus bereizen, maar met een auto is een stuk beter. Daarom heb ik er eentje gehuurd. Samen met twee Engelse meisjes die ik in de shuttlebus van het vliegveld naar het
histel leerde kennen, ben ik naar Port Arthur gegaan. Dit is één van de strafkoloniën die de Britten gebruikten om hun ‘zwaarste' criminelen heen te sturen. Port Arthur was de beruchtste van
allemaal. Na een korte introductie-rondleiding in de ochtend, hadden we de hele dag de tijd om zelf door de oude gebouwen en ruïnes heen te lopen. Overal was informatie te vinden over waar de
gebouwen voor gediend hadden en hoe het leven er geweest moet zijn; zwaar, vooral voor de gevangenen. 's Avonds hebben we ook de ‘Ghost Tour' gedaan. Om in het pikkedonker met maar drie olielampen
en een gids over het terrein te lopen en enkele gebouwen in te gaan, was best cool. De gids vertelde veel verhalen over geesten die er nog rondwaarden en dat deed de sfeer wel ten goede. In het
complex met de isolatiecellen dacht een meisje zelfs echt iets gezien te hebben. Ik vond het wel humor.
Na de hoofdstad Hobart op zeeniveau en van grotere hoogte (Mt. Wellington) bekeken te hebben, begon ik mijn rondrit over heuvelachtige, groene eiland. Grappig is overigens te vermelden dat Tasmanië ongeveer anderhalf keer zo groot is als NL, maar er slechts een half miljoen mensen wonen. Er zijn veel Nationale Parken en uiteraard heb ik er een paar bezocht. De mooiste vond ik Mt. Cradle NP en Maria Island NP (ook een oude strafkolonie overigens). Ik was eigenlijk van plan de dagwandeling naar de top van Mt. Cradle te doen, maar toen ik er was sneeuwde het dus stapte ik maar van dit plan af. Maria Island NP, welke alleen per veerboot te bereiken is, bezocht ik aan het eind van mijn trip en was een onverwachte verrassing. Andere reizigers hadden al verteld dat het er mooi was en dat was het ook. Ik heb een wandeling / beklimming gemaakt naar twee verticaal uitstekende rotsen, Bishop and Clerk genaamd. Onderweg kwam ik door een kleine vallei en ik denk dat ik de eerste wandelaar van de dag was, want binnen een paar honderd meter moet ik wel 25+ kangoeroes, wallabies en andere buideldieren de bossen in hebben zien springen. Echt enorm gaaf was dat. Eenmaal terug van de beklimmiong ben ik nog even een kijkje gaan nemen bij de ‘Painted Cliffs'. Op de foto's is te zien waarom ze deze zo noemen; het lijkt echt alsof er een artiest op de rotsen heeft geschilderd. Erg mooi.
Ik schreef al dat er ook een dieptepunt was. Dat was op weg naar Strahan, aan de westkust. Ten eerste was ik zo slim geweest niet goed op mijn benzinemeter te letten, wat een probleem kan zijn
omdat er hier niet om de 25 km een tankstation is. Daarom reed ik al zo zuinig mogelijk (dus langzaam) over de erg bochtige weg naar Queenstown. Het was inmiddels al donker, dus ik zag de lichten
van het stadje duidelijk in de vallei toen ik één van de scherpe bochten om kwam. Even voelde ik mij weer goed, want vanaf dat punt was het bijna alleen nog maar bergaf. Direct realiseerde ik mij
echter ook dat deze bocht wat scherper was dan ik had ingeschat. Misschien was ik wel wat afgeleid door het uitzicht op Queenstown. Toen ik mijn snelheid wilde corrigeren door lichtjes de rem aan
te tikken (meer was het echt niet) blokkeerden mijn voorwielen echter en schoof ik zo richting de afgrond... Even schoot de gedacht 'Shit, dit gaat pijn doen.' Door mijn heen, maar tegelijkertijd
zag ik tot mijn opluchting de paaltjes met de daartussen strak gespannen staalkabel. En toen vlogen de vonken in het rond, onder het luide geschiir van metaal op metaal.
Daar stond ik dan, klem onder de staalkabel die over de motorkap geschoten was. Gelukkig hoefde ik niet erg lang op hulp te wachten. Na een half uurtje stopten twee aardige motorrijders, maar die
konden weinig doen. Vlak achter hen reden echter en paar werklui die het meteen professioneel aanpakten. Eén reed terug om de hoek om met zijn gele zwaailicht anderen te waarschuwen, terwijl de
ander mij eruit trok. Ik wist het tankstation te halen, maar moest daarna nog door naar Strahan. Leuk man, terwijl je net bijna de dood ingereden bent meteen weer zo'n bergweg rijden in het donker
en met regen... Maar goed, we hebben het er leven van afgebracht zullen we maar zeggen en tellen onze zegeningen, ha ha. En toch moet ik zeggen dat het autorijden op Tasmanië ook een hoogtepunt
was; lekker sturen en het landschap is prachtig.
Na per veerboot teruggereisd te zijn naar Melbourne, namen Ric en Jenni me mee kamperen in een hut in ‘the middle of nowhere'. Dit betekent dat er geen electriciteit is, geen waterleiding (men gebruikt regenwater) en de wc in een hokje buiten is, een zogenaamde ‘long drop dunny'. Het plaatsje Enochs Point was vroeger een mijnstadje waar een paar duizend mensen woonden, maar daar is nu bijna niks meer van te zien. Er staan nog ongeveer twaalf voornamelijk houten hutten en het is er heerlijk rustig. We hebben de tijd er voornamelijk doorgebracht met het doen van klusjes, wandelen, lezen, praten en lekker eten (Jenni kan echt goed koken!). Dit was ook weer een aparte en erg leuke ervaring.
Goed, dit was in het kort wat ik de afgelopen dikke twee maanden heb gedaan en meegemaakt. Nogmaals excuus, ik zal mijn leven beteren (hoop ik) en wat meer van me laten horen. Maar dan verwacht ik eigenlijk ook wat meer reacties van 'mijn fans'. Er is een vast groepje mensen dat berichtjes achterlaat en dat waardeer ik heel erg, maar ik kan zien dat een stuk meer mensen de site bekijken. Dus laat wat van je horen! :-)
Gegroet!
Jasper.
* Eerder sprak ik over ‘Jen', maar dit wordt door vertaalprogramma's als ‘das' vertaald, ha ha. Hopelijk levert ‘Jenni' geen problemen op.
KAMPIOENEN!!!
Even een kort berichtje om alle Ajaxieden en AZ-ers wat zout in de wonden te strooien, ha ha ha. :P Sorry, maar kon het niet laten. Boeruh!!
Sorry Alex, had heeft niet zo mogen zijn. Als PSV geen kampioen was geworden had ik het AZ zeker gegund. Ik hoop maar dat ze nu de 'koppies' niet laten hangen en de play offs winnen. AZ in de Champions League, dat lijkt me wel wat. Jammer overigens dat Van Gaal wederom laat zien een erg slechte verliezer te zijn. Wat een zielige kerel is dat toch af en toe. Zonde, want het is zo'n goede trainer.
Houdoe en bedankt, olé olé!!